SlideShare a Scribd company logo
1 of 77
Kingdom of Nirvoas
Nirvoas zit nog steeds in een diep dal. Armoede, ziektes, en andere spanningen zorgen ervoor dat het land steeds verder in verval raakte. Drie edelen zijn op rondreis, en hun achtergebleven vrouwen hebben het erg moeilijk. Larissa Dagheraath kreeg een miskraam.  Elanor van Nirvoas nam een dienstmeisje en een huisleraar aan. De leraar, Manuel Swaan, nam zich voor om zijn oude liefde Elisa van Sundert te gaan opzoeken.
Het was een drukkend benauwde zomernacht en veel bewoners van de drukke stad konden niet slapen.  Zo ook Elisa van Sundert, koopmansdochter, en ondanks haar leeftijd van 26 jaar nog steeds niet getrouwd.
Met een zucht wiste ze het zweet van haar voorhoofd. Op nachten zoals deze begon haar verleden weer door haar hoofd te spoken. Gedachten aan de man waar ze zo veel van hield, zweefden door haar geest. Manuel. Het was nu al zo lang geleden dat hij was vertrokken.  Vaak vroeg ze zich af hoe het nu met hem was.
De volgende morgen moest ze alweer vroeg op. Ze had nauwelijks een oog dicht gedaan, maar het gewone leven ging gewoon door. Al jaren. Zelfs in haar zwartste momenten had ze zich dat beseft: ondanks alle problemen ging het leven door. Een mens moest altijd eten, werken, en slapen. Elisa veegde haar haren uit haar gezicht en begon het haardvuur aan te maken. Hoewel het zomer was, kon het soms ’s morgens best frisjes zijn.
Toen het vuur eindelijk aan was, liet Elisa zich op een stoel zakken. Ze hield van dit moment van de dag, wanneer alles nog zo stil was en iedereen nog sliep. Buiten ontwaakten de eerste vogels. Elisa luisterde hoe hun getsjilp zich vermengde met het knappen van het hout in de vlammen.
Toen het licht werd, kwam ook haar vader naar beneden. Ze was toen al aan het ontbijt begonnen. Haar vader ging, zoals altijd, meteen op zijn plekje bij de haard zitten. Sinds ze hier in de stad woonden, had iedereen zijn vaste routine opgebouwd. Adriaan zat ’s morgens altijd wakker te worden bij het vuur, voor het ontbijt. De dag eindigde ook weer bij het vuur, meestal ook met Elisa en Jan erbij, en dan vertelde hij verhalen over vroeger.
‘ We kunnen aan tafel.’ zei Elisa met haar zachte stem. Al sinds haar tienerjaren was zij de vrouw in huis, en nam zij alle huishoudelijke taken op zich. Iedereen miste Johanna nog vreselijk. Elisa vroeg zich vaak af, hoe haar leven eruit zou hebben gezien als haar moeder nog geleefd had. Tijdens het ontbijt was ze stil, en luisterde ze naar de gesprekken van haar vader en haar broertje. Zoals altijd praatten ze over de handel, en over de economische situatie in het land.
Na het ontbijt vertrok Jan naar de Latijnse school, een paar straten verderop, waar hij lessen geschiedenis, wiskunde, aardrijkskunde en Latijn volgde. Toen hij jonger was, kreeg hij les aan huis, van meester Swaan. Op hem was Elisa toen smoorverliefd geworden, en een hele geschiedenis aan gebeurtenissen was gevolgd. Meester Swaan was vertrokken, en Elisa bleef met pijn in haar hart achter.  Nu, na al die jaren, had ze er nog steeds moeite mee om aan Manuel Swaan te denken. Ze hield nog steeds van hem. De routine van het dagelijks leven in de winkel gaf haar houvast.
Met trillende knieën stond Manuel Swaan voor het huis met de trapgevel. Iemand had hem verteld dat de handelaar van Sundert een paar jaar geleden verhuisd was, en een zaak was begonnen aan de Klaverkade. Hier moest het zijn. Manuel balde zijn klamme handen tot vuisten en slikte moeizaam. Voorzichtig wierp hij een blik door de ruitjes van het grote venster naast de deur.  Meteen stokte zijn adem in zijn keel. Ja, daar stond ze. Nog steeds dezelfde, na al die jaren. Elisa.
Manuel raapte al zijn moed bijeen en stapte toen met een grote stap naar binnen. De houten deur zwaaide krakend open.  Elisa keek niet eens meteen op, maar rommelde wat in de papieren die op de toonbank lagen. ‘ Een momentje, ik ben zo bij u.’ zei ze, in gedachten verzonken. Ze pakte een stapel papieren en schoof ze opzij.
Toen keek ze op.  ‘ Oh!’ stamelde ze en ze begon over haar hele lichaam te trillen. Ineens voelde het alsof alle grond onder haar voeten werd weggeslagen. Daar stond hij, de man die ze in al haar dromen tegenkwam, de man die geen moment uit haar gedachten verdween. De man, waarvan ze had gedacht dat ze hem nooit meer zou zien. ‘ Manuel?’ fluisterde ze.
‘ Elisa.’ Ondanks zijn zenuwen glimlachte Manuel. ‘Dat is lang geleden.’ Even was het stil, en bewogen ze geen van beiden. ‘ Dat is…inderdaad lang geleden.’ mompelde Elisa, zonder haar blik een moment van zijn gezicht los te maken.
Ineens leek de tijd weer te gaan lopen, en met ruisende rokken haastte Elisa zich achter de toonbank vandaan, naar Manuel toe. Vlak voor hem bleef ze staan, en bekeek hem vol ongeloof. ‘ Je bent het echt. Je bent echt…hier!’ zei ze.  ‘ De enige echte.’ knipoogde Manuel, maar ook hij kon nauwelijks geloven dat ze nu weer samen waren, na alles wat er gebeurd was.
‘ Meester Swaan! Bent u dat?’ Met grote ogen kwam Jan de winkel binnen stormen. Hij kwam net thuis van school.  ‘ De enige echte.’ zei Manuel weer, en hij en Elisa schoten in de lach. Jan begreep de grap niet, maar ratelde meteen door: ‘Wat doet u nou hier? Hoe is het met u? Weet u, ik zit nu op de Latijnse school. Wat heeft u al die jaren gedaan?’ Manuel lachte zijn hartelijke, aanstekelijke lach. ‘Welke vraag wil je dat ik eerst beantwoord?’
‘ Hoe is het met u?’ lachte Jan. ‘ Met mij is het goed. Ik dacht, laat ik eens kijken hoe het met jullie is. Ik denk nog vaak terug aan de tijd bij jullie familie!’  Elisa spitste haar oren. Moest ze hieruit opmaken, dat hij ook nog vaak aan háár gedacht had? Manuel praatte echter alweer door, en vroeg Jan naar zijn studie.
Elisa keek dromerig om zich heen. Ze stond er een beetje verloren bij, nu Manuel met haar broertje in gesprek was. Eigenlijk was ze jaloers. Daarnet had ze Manuel nog helemaal voor zichzelf, en nu kwam Jan alles verpesten. Ze zuchtte.  ‘ Ovidius?’ lachte Manuel hard. ‘Een eitje, Jan! Over een paar maanden ken je het uit je hoofd. Geweldig!’ ‘ Ik vind zijn zinsopbouw zo ingewikkeld. En dan al die filosofische verhalen…’ Ze lachten allebei.
‘ Jij hebt vast huiswerk te doen.’ zei Manuel na een tijdje. Jan keek hem grijnzend aan. ‘ U bent mijn meester niet meer, hoor! Maar u heeft gelijk, ik moet gaan.’ Zodra Jan door de tussendeur naar het woonhuis verdwenen was, greep Manuel Elisa’s handen vast. Een beetje geschrokken keek Elisa hem aan. ‘ Ik heb je gemist, Elisa.’ fluisterde Manuel zonder zijn blik van haar los te maken.
Elisa begon vreselijk te blozen. Ze wilde zeggen dat ze hem ook gemist had, maar ze kreeg geen woord meer uit haar keel. De warme, zachte aanraking van zijn handen maakte haar gek.  ‘ Ik heb me veel zorgen om je gemaakt.’ zei Manuel. ‘Zeker nu, met al de problemen in Nirvoas.’ Elisa knikte. ‘Hoe is het met je vrouw?’ stamelde ze. Het was moeilijk om die vraag te stellen, maar ze móést het gewoon doen.
Manuel versteende, maar liet haar handen niet los. ‘ Mijn vrouw is overleden, net als onze kinderen. Ik ben nu weer alleen.’ Elisa’s ogen werden groot van schrik. Ze voelde de pijn die in Manuels stem verborgen lag. ‘ D-dat is…’ begon ze, maar Manuel legde zijn vinger op haar lippen. ‘Sst, zeg maar niets.’
Manuel werd uitgenodigd voor het diner en even was het weer net als vroeger, toen hij nog als meester bij hen in huis werkte. Elisa en Manuel zaten naast elkaar, en voelden allebei de spanning die tussen hen in hing. Soms keken ze stiekem vanuit hun ooghoeken naar elkaar, maar zodra de ander keek, wendden ze snel hun blik af.
Adriaan en Jan praatten over zaken, en vertelden Manuel alles over hun zaak. Manuel luisterde geïnteresseerd en was oprecht blij dat het zo goed met hen ging. Dat gunde hij ze. De familie van Sundert waren goede mensen, met het hart op de goede plek.
Soms kwam het gesprek op de problemen in Nirvoas. De armoede, de hoge belastingen, de spanningen onder het volk, en de ziektes. Dan werd Manuel bleek en prikte hij ongemakkelijk met zijn vork in zijn eten. Als iemand iets vroeg, antwoordde hij ontwijkend en glimlachte hij zwakjes. Hij praatte liever niet meer over zijn verleden.
‘ Zullen we een eindje gaan wandelen?’ stelde Elisa voor, nadat ze allebei al een kwartier naar hun eten hadden zitten staren. ‘ J-ja.’ stamelde Manuel verward. ‘Als u daarmee instemt, natuurlijk, meneer van Sundert.’ De oude Adriaan lachte vriendelijk. ‘Geen probleem.’
En zo liepen Manuel en Elisa even later samen over de schemerige grachten van de stad. Het water klotste ritmisch tegen de kade, het waaide zachtjes en achter de ramen van de huizen flikkerde het licht van de haardvuren.
Aan het eind van de straat bleef Manuel ineens staan. Toen Elisa na een paar stappen merkte dat hij was stil blijven staan, liep ze naar hem terug.  ‘ Wat is er?’ vroeg ze en ze veegde een pluk haar uit haar gezicht.  ‘ Elisa, ik moet je iets zeggen. Luister naar me, alsjeblieft. Als ik het nu niet zeg, lukt het me nooit meer.’ mompelde hij gespannen. ‘ Ik luister.’ zei Elisa, die ook een spanning voelde opkomen in haar buik.
‘ Elisa, ik hou van je. Sinds de dag dat ik je zag, en al die jaren daarna. Ik ben niet uit liefde met mijn vrouw getrouwd. Ik heb altijd aan jou gedacht. En…nu ik alles uit de afgelopen jaren een beetje heb verwerkt, wil ik verdergaan met mijn leven. Ik wil naar de toekomst kijken.’ Manuel voelde het klamme zweet op zijn rug staan. Man, wat was dit moeilijk! Hij zag Elisa met grote ogen naar hem kijken. Zou ze hem begrijpen?
‘ Ik ben jou ook nooit vergeten.’ zei Elisa zacht en ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb altijd gehoopt dat je terug zou komen, ook al had ik geen enkele reden om daar vanuit te gaan…Toen je wegging, Manuel, voelde ik me alsof ik nooit meer vrolijk zou zijn.’ ‘ Maar nu ben ik terug.’  ‘ Nu ben je terug.’
‘ En Elisa,’ begon Manuel. ‘Ik ga nooit meer weg.’ Even keek Manuel omhoog naar de inktblauwe hemel, die bezaaid was met zilverfonkelende sterren. Ja, dit was het moment. Zo heeft het altijd al moeten zijn. Met één stap was hij vlak bij haar, en hij bracht zijn hand naar haar wang. Zachtjes streelde hij haar huid.  ‘ Ik hou van je, Elisa van Sundert.’  ‘ Ik ook van jou.’ fluisterde Elisa schor.
Het werd koud en ze liepen terug naar huis. Ze onderdrukten de neiging om elkaars hand vast te pakken – als iemand hen nu zo zou zien, zouden er meteen roddels ontstaan. Adriaan en Jan waren al naar bed, en Elisa pookte het haardvuur op terwijl Manuel de stoelen wat dichter naar het vuur trok. Ze gingen allebei zitten en zeiden niet veel. Dat was ook niet nodig.
Geen van beiden konden ze écht geloven dat ze nu weer samen waren, samen in één kamer, samen bij de warmte van de open haard. Twee harten klopten op een razend tempo, twee gezichten gloeiden van de spanning, twee paar handen waar het klamme zweet in stond.  Manuel en Elisa, weer samen, en eindelijk hadden ze hun liefde voor elkaar bekend.
Ze konden hun ogen niet van elkaar afhouden.  ‘ Ze is knapper geworden. Ongelofelijk, ik dacht dat dat niet meer kon!’ dacht Manuel bij zichzelf. Elisa dacht precies hetzelfde over hem. Ze verdronk in zijn helderblauwe ogen, haar blik werd steeds getrokken naar zijn volle, zachte lippen en dan voelde ze zich vuurrood worden.
‘ Ik denk dat ik maar weer eens naar huis ga.’ zei Manuel toen het al tegen middernacht liep. ‘Ik moet morgen ook weer aan het werk bij het zoontje van prins Tinus.’ Elisa glimlachte. ‘Succes alvast. Zie ik je snel weer?’ ‘ Heel snel. Misschien morgen al.’ zei Manuel, en hij knipoogde. Door dat gebaar voelde Elisa zich meteen week worden, en haar knieën trilden.
En ineens was het moment daar – de kus.  Ze verloren zichzelf in elkaar, vergaten alles om zich heen. En allebei voelden ze hetzelfde. Dit was geluk, dit was leven. Dit was liefde.
Twee dagen later riep Adriaan Elisa bij zich, en zei: ‘Manuel Swaan kwam naar me toe, en hij was nogal serieus.’ ‘ Serieus?’ herhaalde Elisa verbaasd. ‘ Hij wilde iets belangrijks bespreken met me. Maar eerst wil hij jou ontmoeten, in het bos bij de zuiderpoort.’ ‘ Nu?’ ‘ Vandaag, om klokslag elf.’ zei Adriaan geheimzinnig.
‘ Oh.’ Verward keek Elisa haar vader aan. ‘Wat…wat zei hij nog meer?’ ‘ Niets. Hij deed nogal geheimzinnig. Ik denk dat je het beste maar kunt gaan.’
‘ Maar…’ Elisa snapte er echt niets meer van! Het was niets voor Manuel om zo vreemd te doen. ‘Red je het wel in de winkel dan, alleen?’  ‘ Ik red me prima, kindje.’ glimlachte Adriaan. ‘Ga nu maar.’ Toen Elisa de deur uit liep, keek ze nog één keer achterom naar haar oude vader. Ze glimlachte ook.
Met kriebels in haar buik liep Elisa door de stad. Haar voeten brachten haar als vanzelf naar de zuiderpoort. Ze liep er onderdoor, wandelde een eindje langs de rivier en kwam toen bij het bos, waar ze meteen kalmeerde door het ruisen van de takken en het fluiten van de vogels. ‘ Elisa.’ klonk het spontaan. Ineens stond Manuel voor haar. ‘ O! Ik had je helemaal niet gezien!’ giechelde Elisa geschrokken. ‘ O, dat spijt me dan.’ lachte Manuel.
‘ Waarom moest ik hierheen komen?’ vroeg Elisa meteen. Ze hield niet van geheimzinnig gedoe. ‘ Even geduld,’ zei Manuel en hij legde zacht zijn hand op haar schouder. ‘Laten we even rustig gaan zitten.’ Dat deden ze, en Elisa voelde zich rustig worden. Hier, in het bos, omringd door de schitterende natuur en met de warmte van Manuel naast zich, kon er niets meer mis gaan.
Elisa legde haar hoofd op Manuels schouder en sloot haar ogen. Zo wilde ze wel voor eeuwig blijven zitten. Ze voelde hoe Manuel zijn vingers om de hare sloot, en zachtjes in haar hand kneep.  Dit was goed.
‘ Ik denk dat het nu wel het goede moment is.’ zei Manuel ineens, uit het niets. ‘ Waar heb je het over?’ giechelde Elisa, en ze keek hem met een gek gezicht aan. ‘ Sst, zeg maar niets. Kom eens mee.’ Manuel hielp haar overeind, en nam haar een stukje verder mee het bos in.
Daar knielde hij ineens voor haar. En zodra hij dat deed, vielen alle puzzelstukjes voor Elisa op hun plaats. Trillend keek ze hoe hij op het mos knielde, en tegen haar begon te praten. ‘ Weet je Elisa, dat ik al die jaren geleden niet meteen mijn liefde aan je bekend heb, is de grootste fout van mijn hele leven. Ik had nooit bij je weg moeten gaan. Jij bent de ware voor mij.’
‘ En…’ Even zocht Manuel in zijn zak naar het kleine doosje. God, wat was dit moeilijk. Ja, hij hield zielsveel van Elisa, en hij wist dat hij niet bang voor haar hoefde te zijn – maar toch zweette hij zich kapot en trilde hij over zijn hele lichaam. ‘ Elisa, word mijn vrouw.’ Met die woorden stak hij het geopende doosje naar haar toe.
Even was het doodstil. Alleen een duif, die ergens in een boom zat, verbrak de stilte.  ‘ O, Manuel!’ bracht Elisa met moeite uit. Ze pakte de schitterende ring uit het met fluweel beklede doosje, en schoof hem om haar vinger. ‘Echt waar? Echt, écht waar? Gaan we trouwen?’ Manuel schoot in de lach. Wat was ze toch lief!  ‘ Ja, jij en ik. Wij gaan trouwen.’
Toen ze even later enthousiast door het dorp liepen, zagen ze dat Adriaan voor het huis zat.  Even keken Elisa en Manuel elkaar aan. Hoe zou hij reageren op het nieuws?
‘ Vader,’ riep Elisa al van verre, en het laatste stukje rende ze naar hem toe. ‘We moeten u iets vertellen.’ Adriaan keek op. Hij hield er niet van als zijn rustige pauze in de schaduw verstoord werd, maar zo te zien was dit toch wel belangrijk.
‘ Meneer van Sundert,’ begon Manuel. Hij voelde zich opnieuw zenuwachtig worden. Stel nou dat hij geen goedkeuring kreeg! Stel dat Adriaan hem geen goede schoonzoon vond! ‘ Zoals u weet ken ik uw dochter Elisa al lange tijd. We mogen elkaar graag. U weet ook dat mijn eerste vrouw overleden is.’ De oude man knikte. Hij wist het allemaal.
Manuel sprak verder. Over zijn baan als leraar, over de afgelopen jaren, over de problemen in Nirvoas. En over Elisa. Elisa en haar vader keken allebei vol verwachting naar Manuel. Hij stond er uiterlijk vol zelfvertrouwen en het leek alsof hij precies wist wat hij wilde zeggen – maar alleen Elisa zag hoe zijn vingers trilden.
‘ En…eigenlijk zou ik u willen vragen…’ stamelde Manuel uiteindelijk. ‘Mag ik met Elisa trouwen?’ Het gezicht van de oude man veranderde van verrast naar twijfelend, van kritisch naar hoopvol, en tenslotte verscheen er een stralende lach.
‘ Ja! Maar natuurlijk mag u met mijn dochter trouwen, meneer Swaan!’ riep Adriaan uit. Hij kon het nauwelijks geloven; zijn dochter ging trouwen! En wel met meester Swaan, de man die hij altijd al had geprezen om zijn intelligentie en zijn goede karakter. Adriaan bleef maar even op zijn krukje zitten, want hij wist, dat als hij nu zou opstaan, zijn benen het zouden begeven van alle emoties.
‘ O, papa!’ riep Elisa en ze wierp zich in zijn armen. Toen stond hij toch ook maar op.  ‘ Gefeliciteerd.’ stamelde Adriaan dolgelukkig.  Over zijn schouder keek Elisa naar Manuel. Ze leek wel te zweven, zo gelukkig voelde ze zich. Ze sloot haar ogen, en genoot van het moment. Haar leven was goed.
In de witte villa van prins Tinus was er minder geluk.  De zwangere Elanor voelde zich vreselijk eenzaam, zo erg zelfs dat haar hele lichaam er pijn van deed. Haar man, van wie ze zo veel hield, was al bijna een half jaar weg.  De baby zou niet lang meer op zich laten wachten.
Ze kon er niet meer van slapen. Elanor voelde zich zo alleen. Het lege bed maakte haar bang, de lege stoel bij de haard benam haar de adem. De nachten waren lang en donker. Alleen het haardvuur kon haar nog een beetje troost bieden. Het kindje in haar buik bewoog zich. Wanneer zou het komen? En wanneer zou Tinus terug komen?
Soms werd het Elanor allemaal teveel. De zwangerschap was op zichzelf al niet makkelijk, maar het gemis van Tinus maakte alles nog moeilijker. Duisternis omringde haar, dreigde haar te verstikken, op te slokken. En dan huilde ze, alleen, in de donkere kamer bij het vuur, midden in de nacht.
Gelukkig was Arthur er nog, haar kleine mannetje, haar alles. Als ze bij hem was, vergat ze even haar zorgen. Hij was nog zo vrolijk en open, zo zonder zorgen. Maar toch miste hij zijn vader ook verschrikkelijk, en als Elanor zijn betraande ogen zag, hield ze het zelf ook niet meer droog.
Elke dag vroeg Arthur wanneer zijn vader thuis zou komen, maar nooit kon iemand hem een antwoord geven. Brieven kwamen er nauwelijks meer. Heel soms een klein krabbeltje, dat het goed ging met hem en welke dorpen ze bezocht hadden. Elanor was altijd blij om iets van Tinus te horen. Toch bleef ze iedere dag hopen dat hij thuis zou komen.
De volgende dag ontving Elanor de huisleraar meester Swaan in de marmeren zaal. Hij had gevraagd of hij haar even kon spreken.  Zodra ze zaten, keek Elanor hem afwachtend aan. ‘ Hoe maakt u het?’ vroeg Manuel beleefd.  ‘ Ik maak het naar omstandigheden goed.’ knikte Elanor kortaf. ‘Maar vertel me wat de reden van uw bezoek is.’
‘ Mevrouw van Nirvoas, ik ga volgende maand trouwen. Maar ik wil u laten weten dat ik, als u daarmee instemt, hier zal blijven werken.’ zei Manuel.  ‘ Met wie gaat u trouwen?’ ‘ Met Elisa van Sundert, dochter van Adriaan van Sundert, de handelaar van de Klaverkade.’
‘ Ah.’ zei Elanor alleen maar. Ineens werd ze afwezig, en raakte ze in gedachten verzonken. Manuel keek een beetje onzeker naar haar gezicht, dat ineens verstarde, en naar haar ogen, die in de verte staarden naar iets dat hij niet kon zien. ‘ M-mevrouw?’
Elanor knipperde met haar ogen en keek hem verward aan, alsof ze ontwaakte uit een korte slaap. ‘ Oh,’ stamelde ze. ‘Het…spijt me.’ En ineens barstte ze in huilen uit, een hysterisch gejammer, en ze verborg haar gezicht in haar handen.
‘ Mevrouw, gaat alles goed? Kan ik iets doen?’ Manuel sprong overeind en haastte zich naar haar stoel.  ‘ N-nee, het is al goed.’ snikte Elanor. ‘Het is gewoon zo…moeilijk. U gaat trouwen, en ik…ik zit hier alleen, mijn man is ver weg, ik weet niet waar hij is, ik…’ Ze begon steeds harder te huilen.
Manuel liet zijn armen slap langs zijn lichaam vallen. Hij begreep haar verdriet. Maar wat kon hij doen? Hij kon moeilijk zijn hand op haar schouder leggen, om haar te troosten. Zoiets deed een huisleraar niet bij een dame van stand.  Gelukkig droogde Elanor al snel haar tranen en keek hem toen weer zelfverzekerd aan. ‘ Ik wens u alle geluk toe.’ zei ze zacht, en ze meende het uit de grond van haar hart. ‘En ik ben blij met u als leraar voor mijn zoon.’
De dagen daarna ging het steeds beter met Elanor. Langzaam voelde ze zich minder depressief. De zon begon weer voor haar te schijnen. Ze zat niet meer nachtenlang bij het haardvuur, maar sliep rustig. Ze kleedde zich weer mooier, droeg haar mooiste juwelen, en ze lachte weer.  Elanor had weer hoop gekregen. Haar man was ergens, ergens in dit grote land, en hij dacht aan haar. In gedachten waren ze samen.
En die nacht begonnen de weeën. In eerste instantie werd Elanor overvallen door een blinde paniek – ze was alleen thuis, alleen het dienstmeisje was er, maar die sliep bij de stallen.  Toen kwam er een rust over haar, waar ze zelf verbaasd van stond. Dit kon ze. Ze moest hier alleen doorheen, maar ze kon het!
En na een paar zware, maar vastberaden uren hield ze haar dochtertje in haar armen. ‘ Mijn Leonora.’ fluisterde ze. Uitgeput lag ze op bed, met de baby in haar armen, terwijl het dienstmeisje de lakens verschoonde. Wat een prachtig dochtertje. Grijze ogen, haar vaders ravenzwarte haar… Elanor kuste het meisje op haar hoofdje. Haar vader wist nog wel niet dat ze bestond, maar hij zou zielsveel van haar houden, onvoorwaardelijk.
Ergens anders in Nirvoas zat er ook een bevalling aan te komen. Ook deze vrouw had het niet makkelijk. Grietje Brands bleef tot kort voor haar laatste dagen doorwerken in de kroeg. De ruzies met haar man liepen steeds hoger op. Hij sloeg haar nu zelfs. Vaak bleef hij nachtenlang weg, en kwam hij thuis met gescheurde kleren en onder de blauwe plekken en schrammen.
Soms was het erger. Of had hij messen bij zich, waarvan Grietje niet wist hoe hij eraan kwam. Soms smeet hij zonder iets te zeggen een zak geld op tafel. Grietje had geleerd daarover haar mond te houden. Hoe hij eraan kwam wist ze niet, maar het was duidelijk dat hij zich met duistere zaken bezighield.
‘ En als het geen jongen word…’ dreigde David elke dag weer.  Grietje keek angstig naar haar buik. Ze durfde hem nauwelijks aan te raken. Als het kind bewoog, schrok ze. Ze was zwanger, maar blij was ze niet. Een kind van David, van de man waarvan ze hield en die ze tegelijk haatte – ze was verward en moe.  ‘ Als het een meid is, gooi ik haar meteen in de put! Of in de haard!’ brulde David.
Grietje zweeg. Hij was dronken, dan meende hij niet wat hij zei.  Toch maakte het haar bang. Stel dat het kind écht een meisje zou zijn? Wat zou ze dan doen?
Elke avond vertrok ze weer naar de armoedige kroeg, om daar te serveren. Door de jaren van hard werk had ze geleerd zich af te sluiten van de klanten, om een muur om zich heen te bouwen tegen hun opmerkingen. Onverzorgde kerels betastten haar, riepen dubbelzinnige opmerkingen naar haar, en soms liep het uit de hand en deden ze nog meer. Eerst had ze zich verzet, geweigerd, maar David hield haar in de gaten.  Iedere cent was welkom.
Tegen de ochtend kwam ze weer thuis, met vreselijke pijn in haar buik. ‘ Ik moet vreten!’ brulde David vanaf de zolder. Maar Grietje gehoorzaamde hem niet – niet vandaag. Haar vliezen braken en met haar laatste krachten strompelde ze de ladder op en plofte neer op de houten vloer. ‘ D-david, het kind komt.’
David zei niets. Hij keek even vol minachting op haar neer, toen draaide hij zich om en begon de ladder af te klimmen. ‘ Nee!’ krijste Grietje. ‘Nee, David, laat me nou niet alleen!’ Hij negeerde haar.  Grietje hoorde de voordeur dichtslaan. Huilend zakte ze in elkaar.
Waarom was ze in godsnaam ooit met hem getrouwd? Ja, ze mocht hem. Hij was een stoere kerel. Ze dacht dat hij wel voor haar kon zorgen. Maar dat had ze dus mis gehad.  Hun huwelijk was kapot.  De pijn werd steeds erger, de golven volgden elkaar steeds sneller op.  Grietje beet haar tanden op elkaar en drukte haar nagels in haar handpalmen, tot het bloed erin stond.
En eindelijk was het kindje daar, in een golf van bloed kwam het ter wereld.  Duizelig pakte Grietje het op en bekeek het van top tot teen. ‘ Een jongen.’
Hij had haar rode haar, en helderblauwe oogjes.  Het deed haar niets. Grietje bekeek hem met een dof gevoel van binnen. Ze leek wel verdoofd. Ze voelde niets, helemaal niets.
Ze legde hem in de wieg en strompelde toen zelf naar het bed, waar ze meteen in slaap viel.  Tegen de middag kwam David thuis, stomdronken en wankelend op zijn benen. De ladder kraakte toen hij erop klom. Grietje werd wakker, maar hield haar ogen gesloten en deed alsof ze sliep.  David pakte de baby hardhandig op en keek in de luier.  ‘ Ha!’ riep hij triomfantelijk. ‘Ja!’
Toen legde hij het kind weer terug, en ging naar beneden. Hij keek niet eens naar zijn vrouw, die bleek en uitgeput in bed lag. Hongerig pakte hij wat havermout en schrokte het naar binnen. ‘ M’n zoon heet Dirck. Een goede naam, voor een sterke kerel. M’n opvolger, later.’ mompelde hij dronken. ‘ Ja, mijn zoon. De zoon van David Brands.’ Hij grijnsde trots, en viel toen in slaap op de tegels.

More Related Content

What's hot (20)

Vw
VwVw
Vw
 
VW: Happy Family?
VW: Happy Family?VW: Happy Family?
VW: Happy Family?
 
2dagenkijken
2dagenkijken2dagenkijken
2dagenkijken
 
VW: Happy Family?
VW: Happy Family?VW: Happy Family?
VW: Happy Family?
 
10 g. verwijk 17
10 g. verwijk 1710 g. verwijk 17
10 g. verwijk 17
 
Vw
VwVw
Vw
 
Presentatie1
Presentatie1Presentatie1
Presentatie1
 
8.6
8.68.6
8.6
 
Pu rozenbottel 2
Pu rozenbottel 2Pu rozenbottel 2
Pu rozenbottel 2
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.5
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.5Kingdom of Nirvoas - afl. 1.5
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.5
 
VW: Happy Family?
VW: Happy Family?VW: Happy Family?
VW: Happy Family?
 
10.20
10.2010.20
10.20
 
10.7
10.710.7
10.7
 
Nieuwe
NieuweNieuwe
Nieuwe
 
VW: Happy Family?
VW: Happy Family?VW: Happy Family?
VW: Happy Family?
 
10.1
10.110.1
10.1
 
10G Timmermans: Hoofdstuk 2.9: In gedachten
10G Timmermans: Hoofdstuk 2.9: In gedachten10G Timmermans: Hoofdstuk 2.9: In gedachten
10G Timmermans: Hoofdstuk 2.9: In gedachten
 
9.11
9.119.11
9.11
 
Happyhappy
HappyhappyHappyhappy
Happyhappy
 
Anna pp 2
Anna pp 2Anna pp 2
Anna pp 2
 

Similar to Kingdom of Nirvoas (20)

Update 16; onverwachte wendingen ii
Update 16; onverwachte wendingen iiUpdate 16; onverwachte wendingen ii
Update 16; onverwachte wendingen ii
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.4
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.4Kingdom of Nirvoas - afl. 3.4
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.4
 
10.12
10.1210.12
10.12
 
10.16
10.1610.16
10.16
 
10.9
10.910.9
10.9
 
3dagenkijken
3dagenkijken3dagenkijken
3dagenkijken
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.6
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.6Kingdom of Nirvoas - afl. 1.6
Kingdom of Nirvoas - afl. 1.6
 
vw: happy family?
vw: happy family?vw: happy family?
vw: happy family?
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 3.7
 
10gc Bruijn 3.6 B
10gc Bruijn 3.6 B10gc Bruijn 3.6 B
10gc Bruijn 3.6 B
 
10.14
10.1410.14
10.14
 
8.11
8.118.11
8.11
 
8.8 c
8.8 c8.8 c
8.8 c
 
10.8
10.810.8
10.8
 
Wk hoofdstuk 25
Wk hoofdstuk 25Wk hoofdstuk 25
Wk hoofdstuk 25
 
Dont Cry For Somebody, Who Wont Cry For You 3
Dont Cry For Somebody, Who Wont Cry For You 3Dont Cry For Somebody, Who Wont Cry For You 3
Dont Cry For Somebody, Who Wont Cry For You 3
 
Update 75 fam. bloomwood.
Update 75 fam. bloomwood.Update 75 fam. bloomwood.
Update 75 fam. bloomwood.
 
Kingdom of Nirvoas - afl. 2.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 2.7Kingdom of Nirvoas - afl. 2.7
Kingdom of Nirvoas - afl. 2.7
 
9.12
9.129.12
9.12
 

More from Danielle Dijkstra (20)

10.15
10.1510.15
10.15
 
Lege
LegeLege
Lege
 
10.11
10.1110.11
10.11
 
10.10
10.1010.10
10.10
 
Huize amethyst
Huize amethystHuize amethyst
Huize amethyst
 
10.6
10.610.6
10.6
 
10.5
10.510.5
10.5
 
10.4
10.410.4
10.4
 
10.3
10.310.3
10.3
 
10.2
10.210.2
10.2
 
9.13
9.139.13
9.13
 
Maxwell
MaxwellMaxwell
Maxwell
 
End
EndEnd
End
 
Dingetje
DingetjeDingetje
Dingetje
 
Dingetje
DingetjeDingetje
Dingetje
 
Sims3 deel 2
Sims3 deel 2Sims3 deel 2
Sims3 deel 2
 
Na stukje2
Na stukje2Na stukje2
Na stukje2
 
Sims3 stukje2
Sims3 stukje2Sims3 stukje2
Sims3 stukje2
 
Sims3 2e stuk
Sims3 2e stukSims3 2e stuk
Sims3 2e stuk
 
Sims 3 familie
Sims 3 familieSims 3 familie
Sims 3 familie
 

Kingdom of Nirvoas

  • 2. Nirvoas zit nog steeds in een diep dal. Armoede, ziektes, en andere spanningen zorgen ervoor dat het land steeds verder in verval raakte. Drie edelen zijn op rondreis, en hun achtergebleven vrouwen hebben het erg moeilijk. Larissa Dagheraath kreeg een miskraam. Elanor van Nirvoas nam een dienstmeisje en een huisleraar aan. De leraar, Manuel Swaan, nam zich voor om zijn oude liefde Elisa van Sundert te gaan opzoeken.
  • 3. Het was een drukkend benauwde zomernacht en veel bewoners van de drukke stad konden niet slapen. Zo ook Elisa van Sundert, koopmansdochter, en ondanks haar leeftijd van 26 jaar nog steeds niet getrouwd.
  • 4. Met een zucht wiste ze het zweet van haar voorhoofd. Op nachten zoals deze begon haar verleden weer door haar hoofd te spoken. Gedachten aan de man waar ze zo veel van hield, zweefden door haar geest. Manuel. Het was nu al zo lang geleden dat hij was vertrokken. Vaak vroeg ze zich af hoe het nu met hem was.
  • 5. De volgende morgen moest ze alweer vroeg op. Ze had nauwelijks een oog dicht gedaan, maar het gewone leven ging gewoon door. Al jaren. Zelfs in haar zwartste momenten had ze zich dat beseft: ondanks alle problemen ging het leven door. Een mens moest altijd eten, werken, en slapen. Elisa veegde haar haren uit haar gezicht en begon het haardvuur aan te maken. Hoewel het zomer was, kon het soms ’s morgens best frisjes zijn.
  • 6. Toen het vuur eindelijk aan was, liet Elisa zich op een stoel zakken. Ze hield van dit moment van de dag, wanneer alles nog zo stil was en iedereen nog sliep. Buiten ontwaakten de eerste vogels. Elisa luisterde hoe hun getsjilp zich vermengde met het knappen van het hout in de vlammen.
  • 7. Toen het licht werd, kwam ook haar vader naar beneden. Ze was toen al aan het ontbijt begonnen. Haar vader ging, zoals altijd, meteen op zijn plekje bij de haard zitten. Sinds ze hier in de stad woonden, had iedereen zijn vaste routine opgebouwd. Adriaan zat ’s morgens altijd wakker te worden bij het vuur, voor het ontbijt. De dag eindigde ook weer bij het vuur, meestal ook met Elisa en Jan erbij, en dan vertelde hij verhalen over vroeger.
  • 8. ‘ We kunnen aan tafel.’ zei Elisa met haar zachte stem. Al sinds haar tienerjaren was zij de vrouw in huis, en nam zij alle huishoudelijke taken op zich. Iedereen miste Johanna nog vreselijk. Elisa vroeg zich vaak af, hoe haar leven eruit zou hebben gezien als haar moeder nog geleefd had. Tijdens het ontbijt was ze stil, en luisterde ze naar de gesprekken van haar vader en haar broertje. Zoals altijd praatten ze over de handel, en over de economische situatie in het land.
  • 9. Na het ontbijt vertrok Jan naar de Latijnse school, een paar straten verderop, waar hij lessen geschiedenis, wiskunde, aardrijkskunde en Latijn volgde. Toen hij jonger was, kreeg hij les aan huis, van meester Swaan. Op hem was Elisa toen smoorverliefd geworden, en een hele geschiedenis aan gebeurtenissen was gevolgd. Meester Swaan was vertrokken, en Elisa bleef met pijn in haar hart achter. Nu, na al die jaren, had ze er nog steeds moeite mee om aan Manuel Swaan te denken. Ze hield nog steeds van hem. De routine van het dagelijks leven in de winkel gaf haar houvast.
  • 10. Met trillende knieën stond Manuel Swaan voor het huis met de trapgevel. Iemand had hem verteld dat de handelaar van Sundert een paar jaar geleden verhuisd was, en een zaak was begonnen aan de Klaverkade. Hier moest het zijn. Manuel balde zijn klamme handen tot vuisten en slikte moeizaam. Voorzichtig wierp hij een blik door de ruitjes van het grote venster naast de deur. Meteen stokte zijn adem in zijn keel. Ja, daar stond ze. Nog steeds dezelfde, na al die jaren. Elisa.
  • 11. Manuel raapte al zijn moed bijeen en stapte toen met een grote stap naar binnen. De houten deur zwaaide krakend open. Elisa keek niet eens meteen op, maar rommelde wat in de papieren die op de toonbank lagen. ‘ Een momentje, ik ben zo bij u.’ zei ze, in gedachten verzonken. Ze pakte een stapel papieren en schoof ze opzij.
  • 12. Toen keek ze op. ‘ Oh!’ stamelde ze en ze begon over haar hele lichaam te trillen. Ineens voelde het alsof alle grond onder haar voeten werd weggeslagen. Daar stond hij, de man die ze in al haar dromen tegenkwam, de man die geen moment uit haar gedachten verdween. De man, waarvan ze had gedacht dat ze hem nooit meer zou zien. ‘ Manuel?’ fluisterde ze.
  • 13. ‘ Elisa.’ Ondanks zijn zenuwen glimlachte Manuel. ‘Dat is lang geleden.’ Even was het stil, en bewogen ze geen van beiden. ‘ Dat is…inderdaad lang geleden.’ mompelde Elisa, zonder haar blik een moment van zijn gezicht los te maken.
  • 14. Ineens leek de tijd weer te gaan lopen, en met ruisende rokken haastte Elisa zich achter de toonbank vandaan, naar Manuel toe. Vlak voor hem bleef ze staan, en bekeek hem vol ongeloof. ‘ Je bent het echt. Je bent echt…hier!’ zei ze. ‘ De enige echte.’ knipoogde Manuel, maar ook hij kon nauwelijks geloven dat ze nu weer samen waren, na alles wat er gebeurd was.
  • 15. ‘ Meester Swaan! Bent u dat?’ Met grote ogen kwam Jan de winkel binnen stormen. Hij kwam net thuis van school. ‘ De enige echte.’ zei Manuel weer, en hij en Elisa schoten in de lach. Jan begreep de grap niet, maar ratelde meteen door: ‘Wat doet u nou hier? Hoe is het met u? Weet u, ik zit nu op de Latijnse school. Wat heeft u al die jaren gedaan?’ Manuel lachte zijn hartelijke, aanstekelijke lach. ‘Welke vraag wil je dat ik eerst beantwoord?’
  • 16. ‘ Hoe is het met u?’ lachte Jan. ‘ Met mij is het goed. Ik dacht, laat ik eens kijken hoe het met jullie is. Ik denk nog vaak terug aan de tijd bij jullie familie!’ Elisa spitste haar oren. Moest ze hieruit opmaken, dat hij ook nog vaak aan háár gedacht had? Manuel praatte echter alweer door, en vroeg Jan naar zijn studie.
  • 17. Elisa keek dromerig om zich heen. Ze stond er een beetje verloren bij, nu Manuel met haar broertje in gesprek was. Eigenlijk was ze jaloers. Daarnet had ze Manuel nog helemaal voor zichzelf, en nu kwam Jan alles verpesten. Ze zuchtte. ‘ Ovidius?’ lachte Manuel hard. ‘Een eitje, Jan! Over een paar maanden ken je het uit je hoofd. Geweldig!’ ‘ Ik vind zijn zinsopbouw zo ingewikkeld. En dan al die filosofische verhalen…’ Ze lachten allebei.
  • 18. ‘ Jij hebt vast huiswerk te doen.’ zei Manuel na een tijdje. Jan keek hem grijnzend aan. ‘ U bent mijn meester niet meer, hoor! Maar u heeft gelijk, ik moet gaan.’ Zodra Jan door de tussendeur naar het woonhuis verdwenen was, greep Manuel Elisa’s handen vast. Een beetje geschrokken keek Elisa hem aan. ‘ Ik heb je gemist, Elisa.’ fluisterde Manuel zonder zijn blik van haar los te maken.
  • 19. Elisa begon vreselijk te blozen. Ze wilde zeggen dat ze hem ook gemist had, maar ze kreeg geen woord meer uit haar keel. De warme, zachte aanraking van zijn handen maakte haar gek. ‘ Ik heb me veel zorgen om je gemaakt.’ zei Manuel. ‘Zeker nu, met al de problemen in Nirvoas.’ Elisa knikte. ‘Hoe is het met je vrouw?’ stamelde ze. Het was moeilijk om die vraag te stellen, maar ze móést het gewoon doen.
  • 20. Manuel versteende, maar liet haar handen niet los. ‘ Mijn vrouw is overleden, net als onze kinderen. Ik ben nu weer alleen.’ Elisa’s ogen werden groot van schrik. Ze voelde de pijn die in Manuels stem verborgen lag. ‘ D-dat is…’ begon ze, maar Manuel legde zijn vinger op haar lippen. ‘Sst, zeg maar niets.’
  • 21. Manuel werd uitgenodigd voor het diner en even was het weer net als vroeger, toen hij nog als meester bij hen in huis werkte. Elisa en Manuel zaten naast elkaar, en voelden allebei de spanning die tussen hen in hing. Soms keken ze stiekem vanuit hun ooghoeken naar elkaar, maar zodra de ander keek, wendden ze snel hun blik af.
  • 22. Adriaan en Jan praatten over zaken, en vertelden Manuel alles over hun zaak. Manuel luisterde geïnteresseerd en was oprecht blij dat het zo goed met hen ging. Dat gunde hij ze. De familie van Sundert waren goede mensen, met het hart op de goede plek.
  • 23. Soms kwam het gesprek op de problemen in Nirvoas. De armoede, de hoge belastingen, de spanningen onder het volk, en de ziektes. Dan werd Manuel bleek en prikte hij ongemakkelijk met zijn vork in zijn eten. Als iemand iets vroeg, antwoordde hij ontwijkend en glimlachte hij zwakjes. Hij praatte liever niet meer over zijn verleden.
  • 24. ‘ Zullen we een eindje gaan wandelen?’ stelde Elisa voor, nadat ze allebei al een kwartier naar hun eten hadden zitten staren. ‘ J-ja.’ stamelde Manuel verward. ‘Als u daarmee instemt, natuurlijk, meneer van Sundert.’ De oude Adriaan lachte vriendelijk. ‘Geen probleem.’
  • 25. En zo liepen Manuel en Elisa even later samen over de schemerige grachten van de stad. Het water klotste ritmisch tegen de kade, het waaide zachtjes en achter de ramen van de huizen flikkerde het licht van de haardvuren.
  • 26. Aan het eind van de straat bleef Manuel ineens staan. Toen Elisa na een paar stappen merkte dat hij was stil blijven staan, liep ze naar hem terug. ‘ Wat is er?’ vroeg ze en ze veegde een pluk haar uit haar gezicht. ‘ Elisa, ik moet je iets zeggen. Luister naar me, alsjeblieft. Als ik het nu niet zeg, lukt het me nooit meer.’ mompelde hij gespannen. ‘ Ik luister.’ zei Elisa, die ook een spanning voelde opkomen in haar buik.
  • 27. ‘ Elisa, ik hou van je. Sinds de dag dat ik je zag, en al die jaren daarna. Ik ben niet uit liefde met mijn vrouw getrouwd. Ik heb altijd aan jou gedacht. En…nu ik alles uit de afgelopen jaren een beetje heb verwerkt, wil ik verdergaan met mijn leven. Ik wil naar de toekomst kijken.’ Manuel voelde het klamme zweet op zijn rug staan. Man, wat was dit moeilijk! Hij zag Elisa met grote ogen naar hem kijken. Zou ze hem begrijpen?
  • 28. ‘ Ik ben jou ook nooit vergeten.’ zei Elisa zacht en ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb altijd gehoopt dat je terug zou komen, ook al had ik geen enkele reden om daar vanuit te gaan…Toen je wegging, Manuel, voelde ik me alsof ik nooit meer vrolijk zou zijn.’ ‘ Maar nu ben ik terug.’ ‘ Nu ben je terug.’
  • 29. ‘ En Elisa,’ begon Manuel. ‘Ik ga nooit meer weg.’ Even keek Manuel omhoog naar de inktblauwe hemel, die bezaaid was met zilverfonkelende sterren. Ja, dit was het moment. Zo heeft het altijd al moeten zijn. Met één stap was hij vlak bij haar, en hij bracht zijn hand naar haar wang. Zachtjes streelde hij haar huid. ‘ Ik hou van je, Elisa van Sundert.’ ‘ Ik ook van jou.’ fluisterde Elisa schor.
  • 30. Het werd koud en ze liepen terug naar huis. Ze onderdrukten de neiging om elkaars hand vast te pakken – als iemand hen nu zo zou zien, zouden er meteen roddels ontstaan. Adriaan en Jan waren al naar bed, en Elisa pookte het haardvuur op terwijl Manuel de stoelen wat dichter naar het vuur trok. Ze gingen allebei zitten en zeiden niet veel. Dat was ook niet nodig.
  • 31. Geen van beiden konden ze écht geloven dat ze nu weer samen waren, samen in één kamer, samen bij de warmte van de open haard. Twee harten klopten op een razend tempo, twee gezichten gloeiden van de spanning, twee paar handen waar het klamme zweet in stond. Manuel en Elisa, weer samen, en eindelijk hadden ze hun liefde voor elkaar bekend.
  • 32. Ze konden hun ogen niet van elkaar afhouden. ‘ Ze is knapper geworden. Ongelofelijk, ik dacht dat dat niet meer kon!’ dacht Manuel bij zichzelf. Elisa dacht precies hetzelfde over hem. Ze verdronk in zijn helderblauwe ogen, haar blik werd steeds getrokken naar zijn volle, zachte lippen en dan voelde ze zich vuurrood worden.
  • 33. ‘ Ik denk dat ik maar weer eens naar huis ga.’ zei Manuel toen het al tegen middernacht liep. ‘Ik moet morgen ook weer aan het werk bij het zoontje van prins Tinus.’ Elisa glimlachte. ‘Succes alvast. Zie ik je snel weer?’ ‘ Heel snel. Misschien morgen al.’ zei Manuel, en hij knipoogde. Door dat gebaar voelde Elisa zich meteen week worden, en haar knieën trilden.
  • 34. En ineens was het moment daar – de kus. Ze verloren zichzelf in elkaar, vergaten alles om zich heen. En allebei voelden ze hetzelfde. Dit was geluk, dit was leven. Dit was liefde.
  • 35. Twee dagen later riep Adriaan Elisa bij zich, en zei: ‘Manuel Swaan kwam naar me toe, en hij was nogal serieus.’ ‘ Serieus?’ herhaalde Elisa verbaasd. ‘ Hij wilde iets belangrijks bespreken met me. Maar eerst wil hij jou ontmoeten, in het bos bij de zuiderpoort.’ ‘ Nu?’ ‘ Vandaag, om klokslag elf.’ zei Adriaan geheimzinnig.
  • 36. ‘ Oh.’ Verward keek Elisa haar vader aan. ‘Wat…wat zei hij nog meer?’ ‘ Niets. Hij deed nogal geheimzinnig. Ik denk dat je het beste maar kunt gaan.’
  • 37. ‘ Maar…’ Elisa snapte er echt niets meer van! Het was niets voor Manuel om zo vreemd te doen. ‘Red je het wel in de winkel dan, alleen?’ ‘ Ik red me prima, kindje.’ glimlachte Adriaan. ‘Ga nu maar.’ Toen Elisa de deur uit liep, keek ze nog één keer achterom naar haar oude vader. Ze glimlachte ook.
  • 38. Met kriebels in haar buik liep Elisa door de stad. Haar voeten brachten haar als vanzelf naar de zuiderpoort. Ze liep er onderdoor, wandelde een eindje langs de rivier en kwam toen bij het bos, waar ze meteen kalmeerde door het ruisen van de takken en het fluiten van de vogels. ‘ Elisa.’ klonk het spontaan. Ineens stond Manuel voor haar. ‘ O! Ik had je helemaal niet gezien!’ giechelde Elisa geschrokken. ‘ O, dat spijt me dan.’ lachte Manuel.
  • 39. ‘ Waarom moest ik hierheen komen?’ vroeg Elisa meteen. Ze hield niet van geheimzinnig gedoe. ‘ Even geduld,’ zei Manuel en hij legde zacht zijn hand op haar schouder. ‘Laten we even rustig gaan zitten.’ Dat deden ze, en Elisa voelde zich rustig worden. Hier, in het bos, omringd door de schitterende natuur en met de warmte van Manuel naast zich, kon er niets meer mis gaan.
  • 40. Elisa legde haar hoofd op Manuels schouder en sloot haar ogen. Zo wilde ze wel voor eeuwig blijven zitten. Ze voelde hoe Manuel zijn vingers om de hare sloot, en zachtjes in haar hand kneep. Dit was goed.
  • 41. ‘ Ik denk dat het nu wel het goede moment is.’ zei Manuel ineens, uit het niets. ‘ Waar heb je het over?’ giechelde Elisa, en ze keek hem met een gek gezicht aan. ‘ Sst, zeg maar niets. Kom eens mee.’ Manuel hielp haar overeind, en nam haar een stukje verder mee het bos in.
  • 42. Daar knielde hij ineens voor haar. En zodra hij dat deed, vielen alle puzzelstukjes voor Elisa op hun plaats. Trillend keek ze hoe hij op het mos knielde, en tegen haar begon te praten. ‘ Weet je Elisa, dat ik al die jaren geleden niet meteen mijn liefde aan je bekend heb, is de grootste fout van mijn hele leven. Ik had nooit bij je weg moeten gaan. Jij bent de ware voor mij.’
  • 43. ‘ En…’ Even zocht Manuel in zijn zak naar het kleine doosje. God, wat was dit moeilijk. Ja, hij hield zielsveel van Elisa, en hij wist dat hij niet bang voor haar hoefde te zijn – maar toch zweette hij zich kapot en trilde hij over zijn hele lichaam. ‘ Elisa, word mijn vrouw.’ Met die woorden stak hij het geopende doosje naar haar toe.
  • 44. Even was het doodstil. Alleen een duif, die ergens in een boom zat, verbrak de stilte. ‘ O, Manuel!’ bracht Elisa met moeite uit. Ze pakte de schitterende ring uit het met fluweel beklede doosje, en schoof hem om haar vinger. ‘Echt waar? Echt, écht waar? Gaan we trouwen?’ Manuel schoot in de lach. Wat was ze toch lief! ‘ Ja, jij en ik. Wij gaan trouwen.’
  • 45. Toen ze even later enthousiast door het dorp liepen, zagen ze dat Adriaan voor het huis zat. Even keken Elisa en Manuel elkaar aan. Hoe zou hij reageren op het nieuws?
  • 46. ‘ Vader,’ riep Elisa al van verre, en het laatste stukje rende ze naar hem toe. ‘We moeten u iets vertellen.’ Adriaan keek op. Hij hield er niet van als zijn rustige pauze in de schaduw verstoord werd, maar zo te zien was dit toch wel belangrijk.
  • 47. ‘ Meneer van Sundert,’ begon Manuel. Hij voelde zich opnieuw zenuwachtig worden. Stel nou dat hij geen goedkeuring kreeg! Stel dat Adriaan hem geen goede schoonzoon vond! ‘ Zoals u weet ken ik uw dochter Elisa al lange tijd. We mogen elkaar graag. U weet ook dat mijn eerste vrouw overleden is.’ De oude man knikte. Hij wist het allemaal.
  • 48. Manuel sprak verder. Over zijn baan als leraar, over de afgelopen jaren, over de problemen in Nirvoas. En over Elisa. Elisa en haar vader keken allebei vol verwachting naar Manuel. Hij stond er uiterlijk vol zelfvertrouwen en het leek alsof hij precies wist wat hij wilde zeggen – maar alleen Elisa zag hoe zijn vingers trilden.
  • 49. ‘ En…eigenlijk zou ik u willen vragen…’ stamelde Manuel uiteindelijk. ‘Mag ik met Elisa trouwen?’ Het gezicht van de oude man veranderde van verrast naar twijfelend, van kritisch naar hoopvol, en tenslotte verscheen er een stralende lach.
  • 50. ‘ Ja! Maar natuurlijk mag u met mijn dochter trouwen, meneer Swaan!’ riep Adriaan uit. Hij kon het nauwelijks geloven; zijn dochter ging trouwen! En wel met meester Swaan, de man die hij altijd al had geprezen om zijn intelligentie en zijn goede karakter. Adriaan bleef maar even op zijn krukje zitten, want hij wist, dat als hij nu zou opstaan, zijn benen het zouden begeven van alle emoties.
  • 51. ‘ O, papa!’ riep Elisa en ze wierp zich in zijn armen. Toen stond hij toch ook maar op. ‘ Gefeliciteerd.’ stamelde Adriaan dolgelukkig. Over zijn schouder keek Elisa naar Manuel. Ze leek wel te zweven, zo gelukkig voelde ze zich. Ze sloot haar ogen, en genoot van het moment. Haar leven was goed.
  • 52. In de witte villa van prins Tinus was er minder geluk. De zwangere Elanor voelde zich vreselijk eenzaam, zo erg zelfs dat haar hele lichaam er pijn van deed. Haar man, van wie ze zo veel hield, was al bijna een half jaar weg. De baby zou niet lang meer op zich laten wachten.
  • 53. Ze kon er niet meer van slapen. Elanor voelde zich zo alleen. Het lege bed maakte haar bang, de lege stoel bij de haard benam haar de adem. De nachten waren lang en donker. Alleen het haardvuur kon haar nog een beetje troost bieden. Het kindje in haar buik bewoog zich. Wanneer zou het komen? En wanneer zou Tinus terug komen?
  • 54. Soms werd het Elanor allemaal teveel. De zwangerschap was op zichzelf al niet makkelijk, maar het gemis van Tinus maakte alles nog moeilijker. Duisternis omringde haar, dreigde haar te verstikken, op te slokken. En dan huilde ze, alleen, in de donkere kamer bij het vuur, midden in de nacht.
  • 55. Gelukkig was Arthur er nog, haar kleine mannetje, haar alles. Als ze bij hem was, vergat ze even haar zorgen. Hij was nog zo vrolijk en open, zo zonder zorgen. Maar toch miste hij zijn vader ook verschrikkelijk, en als Elanor zijn betraande ogen zag, hield ze het zelf ook niet meer droog.
  • 56. Elke dag vroeg Arthur wanneer zijn vader thuis zou komen, maar nooit kon iemand hem een antwoord geven. Brieven kwamen er nauwelijks meer. Heel soms een klein krabbeltje, dat het goed ging met hem en welke dorpen ze bezocht hadden. Elanor was altijd blij om iets van Tinus te horen. Toch bleef ze iedere dag hopen dat hij thuis zou komen.
  • 57. De volgende dag ontving Elanor de huisleraar meester Swaan in de marmeren zaal. Hij had gevraagd of hij haar even kon spreken. Zodra ze zaten, keek Elanor hem afwachtend aan. ‘ Hoe maakt u het?’ vroeg Manuel beleefd. ‘ Ik maak het naar omstandigheden goed.’ knikte Elanor kortaf. ‘Maar vertel me wat de reden van uw bezoek is.’
  • 58. ‘ Mevrouw van Nirvoas, ik ga volgende maand trouwen. Maar ik wil u laten weten dat ik, als u daarmee instemt, hier zal blijven werken.’ zei Manuel. ‘ Met wie gaat u trouwen?’ ‘ Met Elisa van Sundert, dochter van Adriaan van Sundert, de handelaar van de Klaverkade.’
  • 59. ‘ Ah.’ zei Elanor alleen maar. Ineens werd ze afwezig, en raakte ze in gedachten verzonken. Manuel keek een beetje onzeker naar haar gezicht, dat ineens verstarde, en naar haar ogen, die in de verte staarden naar iets dat hij niet kon zien. ‘ M-mevrouw?’
  • 60. Elanor knipperde met haar ogen en keek hem verward aan, alsof ze ontwaakte uit een korte slaap. ‘ Oh,’ stamelde ze. ‘Het…spijt me.’ En ineens barstte ze in huilen uit, een hysterisch gejammer, en ze verborg haar gezicht in haar handen.
  • 61. ‘ Mevrouw, gaat alles goed? Kan ik iets doen?’ Manuel sprong overeind en haastte zich naar haar stoel. ‘ N-nee, het is al goed.’ snikte Elanor. ‘Het is gewoon zo…moeilijk. U gaat trouwen, en ik…ik zit hier alleen, mijn man is ver weg, ik weet niet waar hij is, ik…’ Ze begon steeds harder te huilen.
  • 62. Manuel liet zijn armen slap langs zijn lichaam vallen. Hij begreep haar verdriet. Maar wat kon hij doen? Hij kon moeilijk zijn hand op haar schouder leggen, om haar te troosten. Zoiets deed een huisleraar niet bij een dame van stand. Gelukkig droogde Elanor al snel haar tranen en keek hem toen weer zelfverzekerd aan. ‘ Ik wens u alle geluk toe.’ zei ze zacht, en ze meende het uit de grond van haar hart. ‘En ik ben blij met u als leraar voor mijn zoon.’
  • 63. De dagen daarna ging het steeds beter met Elanor. Langzaam voelde ze zich minder depressief. De zon begon weer voor haar te schijnen. Ze zat niet meer nachtenlang bij het haardvuur, maar sliep rustig. Ze kleedde zich weer mooier, droeg haar mooiste juwelen, en ze lachte weer. Elanor had weer hoop gekregen. Haar man was ergens, ergens in dit grote land, en hij dacht aan haar. In gedachten waren ze samen.
  • 64. En die nacht begonnen de weeën. In eerste instantie werd Elanor overvallen door een blinde paniek – ze was alleen thuis, alleen het dienstmeisje was er, maar die sliep bij de stallen. Toen kwam er een rust over haar, waar ze zelf verbaasd van stond. Dit kon ze. Ze moest hier alleen doorheen, maar ze kon het!
  • 65. En na een paar zware, maar vastberaden uren hield ze haar dochtertje in haar armen. ‘ Mijn Leonora.’ fluisterde ze. Uitgeput lag ze op bed, met de baby in haar armen, terwijl het dienstmeisje de lakens verschoonde. Wat een prachtig dochtertje. Grijze ogen, haar vaders ravenzwarte haar… Elanor kuste het meisje op haar hoofdje. Haar vader wist nog wel niet dat ze bestond, maar hij zou zielsveel van haar houden, onvoorwaardelijk.
  • 66. Ergens anders in Nirvoas zat er ook een bevalling aan te komen. Ook deze vrouw had het niet makkelijk. Grietje Brands bleef tot kort voor haar laatste dagen doorwerken in de kroeg. De ruzies met haar man liepen steeds hoger op. Hij sloeg haar nu zelfs. Vaak bleef hij nachtenlang weg, en kwam hij thuis met gescheurde kleren en onder de blauwe plekken en schrammen.
  • 67. Soms was het erger. Of had hij messen bij zich, waarvan Grietje niet wist hoe hij eraan kwam. Soms smeet hij zonder iets te zeggen een zak geld op tafel. Grietje had geleerd daarover haar mond te houden. Hoe hij eraan kwam wist ze niet, maar het was duidelijk dat hij zich met duistere zaken bezighield.
  • 68. ‘ En als het geen jongen word…’ dreigde David elke dag weer. Grietje keek angstig naar haar buik. Ze durfde hem nauwelijks aan te raken. Als het kind bewoog, schrok ze. Ze was zwanger, maar blij was ze niet. Een kind van David, van de man waarvan ze hield en die ze tegelijk haatte – ze was verward en moe. ‘ Als het een meid is, gooi ik haar meteen in de put! Of in de haard!’ brulde David.
  • 69. Grietje zweeg. Hij was dronken, dan meende hij niet wat hij zei. Toch maakte het haar bang. Stel dat het kind écht een meisje zou zijn? Wat zou ze dan doen?
  • 70. Elke avond vertrok ze weer naar de armoedige kroeg, om daar te serveren. Door de jaren van hard werk had ze geleerd zich af te sluiten van de klanten, om een muur om zich heen te bouwen tegen hun opmerkingen. Onverzorgde kerels betastten haar, riepen dubbelzinnige opmerkingen naar haar, en soms liep het uit de hand en deden ze nog meer. Eerst had ze zich verzet, geweigerd, maar David hield haar in de gaten. Iedere cent was welkom.
  • 71. Tegen de ochtend kwam ze weer thuis, met vreselijke pijn in haar buik. ‘ Ik moet vreten!’ brulde David vanaf de zolder. Maar Grietje gehoorzaamde hem niet – niet vandaag. Haar vliezen braken en met haar laatste krachten strompelde ze de ladder op en plofte neer op de houten vloer. ‘ D-david, het kind komt.’
  • 72. David zei niets. Hij keek even vol minachting op haar neer, toen draaide hij zich om en begon de ladder af te klimmen. ‘ Nee!’ krijste Grietje. ‘Nee, David, laat me nou niet alleen!’ Hij negeerde haar. Grietje hoorde de voordeur dichtslaan. Huilend zakte ze in elkaar.
  • 73. Waarom was ze in godsnaam ooit met hem getrouwd? Ja, ze mocht hem. Hij was een stoere kerel. Ze dacht dat hij wel voor haar kon zorgen. Maar dat had ze dus mis gehad. Hun huwelijk was kapot. De pijn werd steeds erger, de golven volgden elkaar steeds sneller op. Grietje beet haar tanden op elkaar en drukte haar nagels in haar handpalmen, tot het bloed erin stond.
  • 74. En eindelijk was het kindje daar, in een golf van bloed kwam het ter wereld. Duizelig pakte Grietje het op en bekeek het van top tot teen. ‘ Een jongen.’
  • 75. Hij had haar rode haar, en helderblauwe oogjes. Het deed haar niets. Grietje bekeek hem met een dof gevoel van binnen. Ze leek wel verdoofd. Ze voelde niets, helemaal niets.
  • 76. Ze legde hem in de wieg en strompelde toen zelf naar het bed, waar ze meteen in slaap viel. Tegen de middag kwam David thuis, stomdronken en wankelend op zijn benen. De ladder kraakte toen hij erop klom. Grietje werd wakker, maar hield haar ogen gesloten en deed alsof ze sliep. David pakte de baby hardhandig op en keek in de luier. ‘ Ha!’ riep hij triomfantelijk. ‘Ja!’
  • 77. Toen legde hij het kind weer terug, en ging naar beneden. Hij keek niet eens naar zijn vrouw, die bleek en uitgeput in bed lag. Hongerig pakte hij wat havermout en schrokte het naar binnen. ‘ M’n zoon heet Dirck. Een goede naam, voor een sterke kerel. M’n opvolger, later.’ mompelde hij dronken. ‘ Ja, mijn zoon. De zoon van David Brands.’ Hij grijnsde trots, en viel toen in slaap op de tegels.